h u b

Schoolbestuurder Rion Pennings: “Als een kenniseconomie ons doel is moeten we stoppen met inclusief onderwijs”

Een onderwijsmens in hart en nieren én een oude rot in het vak. Maar ondanks zo’n dertig jaar ervaring als bestuurder is ze nog altijd even bevlogen. Aan het woord Rion Pennings, bestuurder van Hub Noord-Brabant, een stichting met vijf scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en een school voor speciaal basisonderwijs. Een hartenkreet voor het voeren van een ander gesprek binnen de sector en terug te keren naar de bedoeling van het onderwijs.

,,Onze scholen tellen nu zo’n 1500 kwetsbare leerlingen, als dat er over vijf jaar 500 zijn is dat ook goed. Tenminste, op voorwaarde dat die andere 1000 allemaal geweldig in het reguliere systeem terechtgekomen zijn. Dát draagt bij aan inclusief onderwijs en nog belangrijker: de eigenwaarde van onze kinderen.” 

 

Gemis van het echte gesprek

,,Er staat ons nogal wat te doen in dit land. Het feit dat inclusief onderwijs in de praktijk best lastig is, er uitdagingen rondom de basisvaardigheden zijn en dat er zóveel kinderen in de jeugdhulpverlening zitten. Over de inhoud hebben we het nog maar weinig. De gesprekken gaan over de kwaliteit van bestuurders, de governance en de toezichthouders. Kortom: systeemdiscussies.”

,,Wat verstaan wij onder kwaliteit van onderwijs, de basis op orde? Maar wat is die basis dan? Als we daar nou eens het gesprek over voeren. Wanneer vinden we de basis op orde? Als er zoveel kinderen vanuit het speciaal onderwijs doorstromen naar het regulier onderwijs, is dan de basis op orde? Of is de basis op orde als we alle beleidsstukken keurig op de website hebben staan? Ik mis het echte gesprek.”

De lat omlaag halen

,,Het leidt allemaal af van wat echt belangrijk is. De inhoud van ons onderwijs, het welzijn van de kinderen en het onderlinge gesprek of het onderwijs nog wel van deze tijd is. Fundamenteel met elkaar een mening vormen over de wereld waar we in leven en hoe het onderwijs voor de toekomst eruit moet zien, dat mis ik. Willen wij écht dat kinderen perfect lezen, rekenen en schrijven? Of willen wij toegroeien naar een samenleving die voor elkaar zorgt en waar iedereen participeert? Dan zul je misschien de lat van kennis omlaag moeten halen.”

,,We moeten als vereniging knopen doorhakken. Het is niet én, én, én. En die keuzes hebben gevolgen. Als wij met elkaar afspreken: dit is de beweging die we gaan maken. Dan zal de inspectie zich daarachter scharen en kunnen we vanuit daar de politiek beïnvloeden. Willen we meer toe naar een kenniseconomie? Dan moeten we stoppen met meer inclusief onderwijs. Er zijn namelijk scholen die kinderen niet toelaten omdat ze bang zijn om afgerekend te worden op hun resultaten.” 

,,Normaal begaafde autistische jongeren die zijn doorgestroomd naar havo/vwo vallen steeds vaker uit. We willen een kenniseconomie zijn, maar slagen er maar niet in om beter om te gaan met deze slimme jongens en meisjes. Snappen we dan niet dat het voor hen misschien net even wat gestructureerder moet? Het zit hem in de kleine dingen, zoals bijvoorbeeld een eigen kapstok. Hoe moeilijk is dat? Nee, we blijven die kinderen gewoon verwijzen naar het speciaal onderwijs.”

Koersvast besturen

Frequente bestuurswisselingen zijn ook een punt van ergernis vindt Pennings: ,,Ik zit al veertig jaar bij onze club, waarvan ik nu zo’n dertig jaar eindverantwoordelijk ben. Ik zie organisaties om mij heen die in die tijd al zes keer van bestuur gewisseld zijn. Dan gaat de organisatie vooruit, dan naar links en dan weer achteruit. Hoe horendol wil je de mensen op de werkvloer maken? De politiek kijkt ook al niet verder vooruit dan vier jaar.”  

Voor de uitdagingen rondom kwaliteit pleit Pennings voor een pragmatische aanpak. ,,Is ergens in het land de kwaliteit niet op orde? Dan moet je daar ingrijpen en niet landelijk van alles bedenken. Zo creëren we weer een extra laag en maken we het systeem alleen maar ingewikkelder en onbeheersbaarder. Daar wordt het onderwijs niet beter van.”

De oplossing is volgens Pennings veel simpeler. ,,Gaat het niet goed met de leerling, dan ligt de oorzaak bij de leraar. De leerling moet op de goede manier worden uitgedaagd. Je wordt overvraagd of ondervraagd en de leraar heeft dit in de hand. Gaat het niet goed met de leraar? Dan ligt de oorzaak bij de leidinggevende. Een schoolleider kan een school maken of breken. Gaat het niet goed met de directeur? Heel simpel, dan ligt het aan de bestuurder.”

Accreditatie 

De nieuwe accreditatiesystematiek beschouwt Pennings als onnodig. ,,Het zou niet nodig moeten zijn. Bestuurders hebben een Raad van Toezicht (RvT) nodig die bij tijd en wijlen zegt ‘ga eens aan jezelf werken’ en een inspectie die serieus zijn werk doet. Door goed toezicht te houden en kritisch te kijken of dat wat op het bestuurskantoor gezegd wordt ook zichtbaar is in de klas. Als de tevredenheidsonderzoeken van ouders en kinderen goed zijn, de kwaliteit best op orde is, de RvT en de inspectie tevreden zijn, waarom moet ik dan nog een keer langs de meetlat?” 

,,En wat is de waarde van een geaccrediteerde bestuurder? Zorgt dit voor betere samenwerking in de regio, dat het belang van kinderen vóór het organisatiebelang gaat en dat kinderen volledig naar school kunnen in plaats van (deels) thuiszitten?”

,,Volgens mij heb je een vereniging om met en van elkaar te leren. In dit kader vind ik de bestuurlijke visitatie goed passen. Ook verhoud ik me graag tot de Code Goed Bestuur waar hele waardevolle dingen in staan. Maar als daar vervolgens een heel papieren circus uit voortvloeit, dan haak ik af. Ik word daar geen betere bestuurder van.”

Kern van ons vak 

‘Ik heb de wijsheid ook niet in pacht’, zo besluit Pennings. ,,Maar wat ik wel weet is dat al die bestuurlijke drukte zo afleidt van waar het werkelijk om gaat. Het beter dan ooit bedienen van deze kinderen, stoppen met onderling meten met elkaar en al heel jong kinderen laten voelen dat ze erbij horen of niet. Stop er eens mee. Ieder kind is uniek, met eigen talenten. Het enige waar je naar moet kijken is: hoe hard ben jij gegroeid het afgelopen jaar, op je eigen niveau, en met je eigen talenten. Als onderwijsmens in hart en nieren vind ik het veel belangrijker dat we met dat soort dingen bezig zijn. Het is de kern van ons vak.”